Uitspraak van de rechter (deel 1)

De zitting is verplaatst naar zaal 16 en we mogen met ons allen een verdieping omhoog.

Met de advocaat heb ik in de wachtruimte kort overleg. Hij herhaald wat hij me gisteren door de telefoon heeft genoemd.

Dat het aannemelijk is dat de zorgmachtiging afgegeven wordt, en ik niet hoef te zitten.

Meestal gaat het om een duur van 6 maanden en dan is het klaar. Volgens de advocaat hoef ik niet mee te werken met medicijnen als ik niet wil en kunnen ze dat alleen afdwingen in twee gevallen. nl: Wanneer je in een afgesloten afdeling en bij gedwongen opname wanneer je een gevaar vormt voor een ander of voor jezelf.

Dit geeft de burger moed.

Rond de klok van 11.00 uur wordt er door de deurwaarder geroepen: ‘Zaak, Mevrouw de Vries, u mag met mij mee, de zitting is in zaal 16!’

Mijn familie is vertegenwoordigd, mevrouw van de reclassering, de advocaat en twee personen die ik ken van AFPN. De psychiater en de spv-er. Verbaasd ben ik ze hier te zien.

In de zaal zie ik links de officier van justitie, de rechter in het midden en rechts de griffier zitten. Allen met een microfoon voor hun. Ik knik en zeg ‘Goedemorgen.’

Een rij met tafels met microfoons en een rij zonder de microfoon.

Ik neem plaats op de derde stoel naast mij, de advocaat en daarnaast de reclassering. Twee meter aan de andere kant van mijn linkerkant, gaan de twee van AFPN zitten.

Op de achterste rij zit mijn familie.

De rechter heet ons welkom en vraagt naar mijn geboortedatum, -plaats en woonplaats. De gegevens kloppen en we kunnen starten.

Ik hoor veel vaktermen voorbij komen en heb moeite om me te focussen. Dit vanwege de spanning en het geen alledaagse taal is waar ik, gelukkig, vaak mee te maken heb.

De voorwaarden die overtreden zijn erken ik en de rechter vraagt hoe dat komt. Na een korte stilte zeg ik dat ik een overtuiging heb. Hij gaat akkoord met het antwoord en knikt.

Mevr. de Reclassering wordt gevraagd wat het advies is vanuit hun standpunt, en ze adviseert geen gevangenisstraf.

De advocaat naast mij zie ik hevig instemmend knikken.

Op de eerste zaak, de voorwaardelijke straf mag ik, als ik wil, nog wat zeggen.

Ik noem dat ik inzie dat ik fout heb gehandeld, geen kwaad heb willen berokkenen en spijt heb van mijn acties. Op dit punt breek ik en begin ik te huilen. Ik haal diep adem en kan weer verder:

‘De rode draad in mijn leven was, dat ik altijd opzoek was naar liefde, dat ik het altijd buiten mezelf heb gezocht., maar dat ik nu weet hoe ik zelfliefde mag toepassen. Ik begrijp dat het van twee kanten moet komen. Ik gun de dame in kwestie rust en veiligheid.’

Ik zie in dat er zorg en kans op herhaling is en ik vraag om tijd om te bewijzen om het te laten zien.

De laatste keer dat ik contact gezocht heb was augustus vorig jaar, en ik vraag om vergeving.’

Kort hierna krijgt de officier van justitie het woord…

Liefs,

Anna

Vorige
Vorige

Uitspraak van de rechter (deel 2)

Volgende
Volgende

Rechtbank